Ooit, lang geleden, tijdens mijn eerste werkervaring, deelde ik een bureau met een zwangere collega. Die collega, dat was niet het vrolijkste type. Zuchten en klagen, dat was haar blijkbaar met de paplepel ingegeven. Maar bon, groen als ik was dacht ik dat dit erbij hoorde, bij echt werken en een bureau delen. En dus aanhoorde ik elke dag met de glimlach haar weemoedig geklaag. Op een dag vertrouwde ze me toe dat de baby in haar buik een jongetje was. En wat was ze daarmee gelukkig. 'Geef toch toe', zei ze, 'het leven van een man is toch veel gemakkelijker'.
Bon, ik wist niet of ik nu blij moest zijn dat ze haar kind het allerbeste leven toewenste of droef dat het mens in kwestie eigenlijk ongelukkig was.
Maar, gisteren, aan de keukentafel met mijn oudste dochter, dacht ik aan de ex-collega in kwestie en vroeg ik me af of er misschien toch een zweem van waarheid terug te vinden was in haar verzuchtingen.
Mijn dochter van vijf, die had zorgen, dat zag ik zo. Het kind piekerde en beet letterlijk haar tanden stuk op haar vork. Ik moest even aandringen, maar toen besloot ze het te zeggen.
Ze was niet helemaal gerust in het kappersbezoek dat we 's middags hadden gepland. Op zich vond ze dat wel leuk, die kapper met zijn rare maniertjes, maar haar concrete zorgen gingen over haar kapsel. Ze zou een froufrou vragen, maar wat, o wat als ze niet schoon was met haar froufrou.
Had ik mijn frustratie en droefheid misschien te ostentatief getoond, die keer de voorbije zomer? Of zat het in de genen, dat vrouwen in ons gezin froufrou-zorgen hebben? Of zou mijn collega toch gelijk hebben en is het arme kind gedoemd tot piekeren, louter en alleen omdat ze een vrouw is.
Maar het verhaal liep goed af, ze is er content mee met hare froufrou. En zij gelukkig, ik gelukkig, want voor lelijke froufrou's daar is geen plan B voor.
Plan B is véééél geduld hebben :
BeantwoordenVerwijderenhttp://zapnimf.wordpress.com/2009/02/06/zomaar-vanzelf-dertig-centimeter-foetsie/